21 oktober 2021

Staartje


Inmiddels is het alweer negen maanden gelegen dat ik een nier heb gedoneerd. Het gaat goed met de ontvanger en met mij ook. Een aantal dingen heb ik nog niet verteld. Niet heel belangrijk, maar voor mij wel nog een staartje dat beschreven moet worden. Hier het eerste stukje staartje. Heeft niets te maken met de niertransplantatie op zich, dus als alleen dat je interesse heeft, kun je nu nog stoppen met lezen 😉

Tijdens de operatie is mijn portemonnee uit het ziekenhuis gejat. Omdat het geheel uiteindelijk netjes vergoed is door het AMC kan ik het nu vertellen zonder dat bijvoorbeeld mijn ontvanger zich op een of andere manier verantwoordelijk voelt, want dat is hij natuurlijk totaal niet.

In mijn portemonnee zat onder meer contant geld, mijn rijbewijs, pinpas, credit card, de pinpas van mijn moeder. Alles zeg maar wat je maar in zo’n portemonnee kan bewaren. Alle bankpassen zijn geblokkeerd voordat er geld is afgehaald, dus de schade bleef beperkt. Maar het is een heel gedoe om alles weer opnieuw aan te vragen en het kost toch onnodig geld. Ook mocht ik dus een tijdje niet autorijden. Het aanvragen van mijn nieuwe rijbewijs moest dus op de fiets en was meteen het eerste wat langere fietstochtje dat ik heb uitgevoerd.

Op een paar momenten was ik niet op mijn kamer (maar bijvoorbeeld op bezoek bij de ontvanger) en lag mijn tablet min of meer voor het grijpen maar is deze niet meegenomen. Daarom vermoed ik dat mijn portemonnee gestolen is tijdens de operatie. Toen lagen mijn telefoon en mijn tablet namelijk in de kluis van de afdeling. Mijn portemonnee die onderin mijn tas in de kledingkast lag, was ik echter vergeten erbij te leggen.

Toen ik, toen ik alweer thuis was, het ontdekte,  heb ik erover getweet. Ik wist toen nog niet of ik de portemonnee was verloren (al leek dat onwaarschijnlijk) of dat het ding gestolen was en hoopte hoe dan ook dat hij wellicht was gevonden. Het AMC reageerde vrij direct (zo gaat dat tegenwoordig op de sociale media) en ik heb op hun aanraden een officiële klacht ingediend. Nou waarschuwt het AMC al dat je geen waardevolle spullen moet meenemen naar het ziekenhuis en bieden ze de gelegenheid het tijdens de operatie in een kluis leggen, dus viel hen op zich ook niet heel veel te verwijten. Al vind ik het echt niet van deze tijd dat je je eigen kast niet zelf kan afsluiten, dus dat had ik in mijn klacht geschreven. Tenslotte wil je ook in het ziekenhuis sommige spullen wél gewoon bij je hebben en moet dat naar mijn mening ook kunnen.

Na enkele weken werd ik gebeld. Een drietal pasjes waren gevonden. Op de grond in een kamer waar spullen opgeslagen stonden. Het betrof mijn bibliotheekpas en verzekeringspas en nog een of ander winkelpasje dat ik me nu niet kan herinneren. In de haast van het bekijken van de buit zijn mijn pasjes vast uit mijn portemonnee gevallen en onder een kast of een bed geschoven waarbij de dief in kwestie het de moeite niet vond op zijn of haar knieën te gaan om deze pasjes te pakken te krijgen. De kamer was niet afgesloten, dus in principe voor iedereen toegankelijk, maar bezoekers waren er nauwelijks in het ziekenhuis in verband met de coronamaatregelen. De kans is dus vrij groot dat iemand van het personeel mijn portemonnee doelbewust gestolen heeft tíjdens mijn operatie. Mijn kamer lag in een hoek waarop vanaf de balie geen zicht was en tijdens zo’n operatie is het duidelijk dat je een aantal uren afwezig zult zijn. Dus alle gelegenheid. Ik kan hier enig cynisme maar moeilijk onderdrukken. Ik kwam vrijwillig en met alle liefde mijn nier brengen, mijn geld en mijn rijbewijs wilde ik gewoon zelf houden.

Er loopt aardig wat personeel rond in zo’n ziekenhuis. Ik verwijt, met uitzondering van de dief, niemand iets. De artsen zijn deskundig, ik heb veel aan de verpleging gehad en was blij met het eten dat rondgebracht werd en dat mijn kamer schoongemaakt werd. Of het een arts met kleptomanie was, een onderbetaalde verpleegkundige of een vrijwilliger met bijbedoelingen, dat zal ik nooit weten. Op zich ben ik de dief dan wel weer dankbaar dat hij of zij enkele pasjes heeft laten slingeren in dat bewuste kamertje, want dat was de reden dat het AMC uiteindelijk de hele boel wilde vergoeden.

Voor mij is dit verhaal, een stukje van het verhaal dat óók verteld moet worden, zodat mijn verhaal compleet is. Verder is het natuurlijk volslagen onbelangrijk in vergelijking met de niertransplantatie.

Ik ben zó blij dat alles is goed gegaan. Dat ondanks complicaties na de operatie bij de ontvanger in verband met het scherp stellen van de medicatie, het nu heel goed gaat. Ik geniet er elke keer opnieuw van dat ik een man zie die energie heeft, leeft, zijn beroep weer kan uitoefenen. Een vader kan zijn. Ik ben blij en trots dat ik daar een rol in heb gespeeld.

01 februari 2021

Heb je pleisters thuis?


Van het weekend begon ik opnieuw pijn te krijgen aan de operatiewond. Het werd rood, het was wat warm, er kwam een beetje vocht uit, kortom, het  begon te ontsteken. Niks ernstig, het was maar een klein stukje,  de pijn was dragelijk en er was ook geen koorts. Maar het voelde wel vervelend, zitten was lastig, dus ik google even (natuurlijk) en zie dat ik beter contact op kan nemen met een arts.

De informatie die ik had meegekregen vanuit het AMC was echter tamelijk multi-interpretabel over in welk geval en via welke weg ik nu precies met wie contact op moest nemen. Aangezien ik best goed ben in begrijpend lezen lag dat vanzelfsprekend sowieso niet aan mij. Ik besluit dus vanochtend maar eens de huisarts te bellen. Lekker laagdrempelig. 

De assistente geeft echter aan dat ik in dit geval toch echt bij het AMC moet zijn: het is een postoperatieve complicatie en dat willen zij weten en zien. Oké, bel ik het AMC.


Ik bel met de verpleegafdeling waar ik heb gelegen en de persoon die ik spreek gaat de arts raadplegen en mij later terugbellen. Oké, ik wacht.


Na een uur of twee word ik teruggebeld. Het is langer dan twee weken na mijn ontslag uit het ziekenhuis, dus ik moet maar naar de huisarts. Oké, ga ik naar de huisarts. Om precies te zijn is het vandaag exact twee weken na mijn ontslag en bovendien zijn mijn klachten binnen die twee weken begonnen, maar no problem. Scheelt me ook weer reistijd. Gelukkig ben ik nog op tijd om de huisarts te bellen voor een afspraak.


Ik bel de huisarts. De assistente is not amused dat het AMC mij naar de huisarts heeft gestuurd en gaat met de dokter overleggen. Oké, ik wacht.


Niet veel later belt de assistente terug. De huisarts is óók niet blij, maar ruimt een plekje voor mij in. Ik mag die middag nog langskomen. Fijn!


Die middag kom ik bij de huisarts. Broek omlaag, blik op wond. Ja, dat is ontstoken, maar het valt nog wel mee. Prima! Ga ik lekker weer naar huis! 

“Maar ik weet niet wat er onder zit”. Oh…

Ze pakt de telefoon en gaat het AMC bellen. Ze wordt in de wacht gezet en laat mij meeluisteren. Helaas drukt ze daarna op een verkeerd knopje als ze ‘m weer van de luidspreker af wil halen en hangt ze per ongeluk op. Ze vloekt een keer flink, maar lacht ook om haar eigen stommiteit.

Ik hou zo van deze huisarts, ze is zó leuk, allesbehalve formeel en recht voor zijn raap. “Waarom heb je nou je nier gedoneerd? “ vraagt ze ineens plompverloren, op een toon van “waarom ben je nou in die sloot gesprongen?”. Ik vind het zo’n heerlijke directe vraag dat ik ook maar plompverloren op dezelfde toon  antwoord: “Om iemand zijn leven te redden!”. Ik had het gesprek graag voortgezet, een kopje koffie met haar gedronken, ik zou bijna voor de vrouwenliefde gaan voor dit enorm leuke mens, maar ze heeft eindelijk iemand aan de telefoon gekregen dus ons gesprek is eventjes voorbij.


Mijn geweldige huisarts spreekt iemand op de verpleegafdeling aan op het naar de huisarts sturen van een patiënt met postoperatieve klachten, die zij dan vervolgens alsnog moet doorsturen naar het AMC. Ze wordt weer in de wacht gezet. ‘Die huisartsen hebben toch niks te doen’ schampert ze tegen mij. Ik overschrijd ruimschoots de 10 minuten die voor een huisartsconsult staan en andere patiënten zitten te wachten, allemaal omdat ze aan de telefoon zit te wachten totdat ze een antwoord krijgt. Hoe langer ze moet wachten hoe geïrriteerder ze raakt. Tweemaal denk ik dat ze het tegen mij heeft, als ze erover begint hoe schandalig ze het vindt dat het op deze wijze gaat: “Ik moet dit toch even kwijt…” ik antwoord al: “ik begrijp het…” maar ze blijkt het tegen iemand aan de andere kant van de lijn te hebben. 

Tot slot wil ze dat de verantwoordelijke chirurg haar terugbelt. Of beter nog, ze plant in dat ze  morgen zelf nog wel even gaat  terugbellen. Zij komt op voor haar patiënten en zichzelf, met een standvastigheid die ik absoluut bewonder. Tegen mij is ze overigens de hele tijd heel vriendelijk en ik heb het geheel dan ook voornamelijk geamuseerd gade geslagen. 

Uiteindelijk blijk ik direct doorgestuurd te worden naar de spoedeisende hulp. Spoedeisende hulp? Maar het is maar een klein ontstekinkje….geen spoed toch? Ik dacht morgen even langs te rijden…..


Enfin, manlief zit nog in de auto te wachten, dus we rijden meteen door naar het AMC, naar de spoedeisende hulp. Het is nog even een uitdaging om met de verbouwingen de ingang van de spoedeisende hulp te vinden, maar het lukt. Na het inschrijven, een eerste check en slechts een klein poosje wachten, mag ik wonder boven wonder al naar de arts. Vanwege de drukte is alleen de “shockkamer” beschikbaar. Een indrukwekkende ruimte met operatielampen aan het plafond en kasten met medicatie en allerlei andere spannende benodigdheden die je bij een echt spoedgeval mogelijkerwijs nodig hebt. Ik waan me direct in een aflevering van ER, maar dan wel een hele saaie want zo spannend ben ik niet. 


De vaatchirurg met de pretoogjes die mij (en de ontvanger) heeft geopereerd, komt mij zelf helpen.” Ik hoor dat ik lastig te  bereiken was?” Hij vertelt dat hij eigenlijk vanaf twee uur alleen administratieve dingen had zitten doen, dus dat hij best tijd had gehad. Hij heeft dan ook besloten om maar meteen naar de eerste hulp te komen, zodat ik niet zo lang meer hoefde te wachten. Dat vind ik wel tof! Het betekent wel dat er geen verpleegkundige beschikbaar is. Omdat hij normaal gesproken niet op de eerste hulp werkt, sowieso nog tamelijk nieuw is in het AMC en een arts natuurlijk altijd alles aangereikt krijgt, heeft hij echter  geen idee waar alle  spullen liggen...


Hij bekijkt mijn wond en stelt opnieuw vast dat het licht ontstoken is. “Dat is vast het knoopje, ik snij het wel even los.” Say what?
Nadat hij een mesje heeft gevonden snijdt hij inderdaad mijn wond weer open….eh...Auw?

“Ik ga er ook nog even in poeren”.  Sorry, wat ga je doen? AUW!

 Vanzelfsprekend bloedt het, maar een pleister is niet zo gauw gevonden. Hij trekt wat laatjes open, kijkt in bakjes en komt van alles tegen, behalve een normale pleister. Ik houd ondertussen zelf een gaasje op de bloedende plek.

 “Heb je thuis pleisters? “ vraagt hij. “Ja hoor, zal ik ze even gaan halen?” grapt mijn man. De chirurg doet naar eigen zeggen ‘crea bea’ met een gaasje en een transparante plakker en geeft de instructie tweemaal daags te spoelen en er thuis een normale pleister op te plakken. Als het morgen niet beter voelt, moet ik bellen en naar hem vragen. Als ze ‘Nee’ zeggen, moet ik ‘Ja’ zeggen, instrueert hij.

We gaat er maar van uit dat het  niet nodig is. Het lijkt nu al beter te voelen. Ja, het doet pijn omdat hij net in mijn wond heeft zitten 'poeren', maar het voelt nu als een normale wond en niet meer als een ontstoken wond. Hopelijk blijft dat zo!


----
Naschrift.
Bovenstaande heb ik onder meer geschreven omdat het voor aankomend nierdonoren van belang kan zijn. Dit is maar een hele kleine en onschuldige complicatie, die gemakkelijk verholpen kan worden, en niets vergeleken met wat nierpatiënten zoal doormaken, maar het laat wel zien dat er zoiets kán gebeuren. Bovendien heb ik mij ernstig vermaakt vanwege de persoonlijkheid van zowel mijn huisarts als de vaatchirurg. Ik kan gewoon zoveel plezier hebben om dit soort situaties. Het lijkt ook wel of ik dat aantrek. Of misschien zie ik gewoon graag de humor in het alledaagse.

Ik weet echter dat lezers zich ook zullen afvragen hoe het met de ontvanger gaat en het is ook raar om daar niets over te zeggen.. Het gaat goed met de nier, die ligt er netjes bij en doet wat 'ie moet doen. Waarschijnlijk door allerlei bijwerkingen van de verschillende medicijnen die de ontvanger moet innemen, voelt hij zich echter niet zo lekker en heeft hij weinig energie. Zoals het er nu naar uitziet, een kwestie van geduld.




24 januari 2021

Operatie nierdonatie - deel 5 - slot

Maandag

Vandaag mag ik naar huis. Hoera! Ik hoef niet meer bij te houden hoeveel er in- en uitgaat, en mag dus gewoon weer op de wc plassen en doortrekken. Weer een stukje van mezelf teruggekregen. Ik douche mezelf weer helemaal alleen, ook fijn.

De zaalarts komt bevestigen dat ik naar huis mag en zal vanmiddag mijn ontslagbrief afleveren. 


Dan nog even langs de ontvanger, ik loop er alleen en zonder hulpmiddelen heen. Het herstel gaat snel. Ik vind het verbazingwekkend dat artsen je in een paar uur tot een compleet afhankelijke baby kunnen reduceren, maar ook verbazingwekkend hoe snel een verder gezond lichaam zich weer herstelt. Ik voel me erg gezegend met mijn gezonde lichaam, zeker nu ik deze afhankelijkheid even heb mogen ervaren en vind het een voorrecht dat ik iemand heb kunnen helpen zich ook weer beter te gaan voelen. 

Het gesprek met de ontvanger verloopt wat soepeler deze keer. We voelen ons allebei waarschijnlijk een stukje beter. Hij ligt op een afdeling met twee andere mannen. Dat heeft zo zijn eigen 'charme'. Er is er altijd wel eentje, die gek is op foute opmerkingen. Dat hoort misschien ook wel een beetje bij het relativeren van de ziekenhuisomgeving met een urinezak aan je bed en in je onderbroek rondlopen. Ik ben in dat opzicht best dankbaar voor mijn eenpersoonskamer...


Het doet me denken aan twee jaar geleden, toen mijn vader in het eindstadium van zijn leven heel regelmatig in ziekenhuisbedden lag: drain erin, drain eruit, drain erin, drain eruit. Als je met iemand een paar dagen op een afdeling ligt, ga je vanzelfsprekend met elkaar praten. Mijn vader kon mij precies vertellen wat zijn kamergenoten mankeerden, wat hun familieomstandigheden waren en welke behandeling ze kregen. Ongetwijfeld wisten zijn kamergenoten dat ook in detail van hem.

Het leek ook wel alsof mensen in het ziekenhuis hun gêne opzij zetten, want ik zag toch vaak net iets meer van zijn kamergenoten, dan ik zou hebben gewild. Ondanks de gordijntjes die toch echt om elk bed hingen.


Enfin, terug naar het hier en nu. Het bijzondere aan de afdeling waar ik nu op bezoek ben, is dat alle patiënten hier in hetzelfde traject zitten en ze allemaal een niertransplantatie hebben ondergaan. Dat maakt dat hier een hele hoopvolle, positieve sfeer hangt. Anders dan op veel andere afdelingen in een ziekenhuis. Ook hier wordt er hersteld, ook hier zijn er klachten en gaat niet alles gemakkelijk, natuurlijk is er de spanning of alles wel goed blijft gaan, maar bovenal voel ik op deze kamer een gezamenlijke dankbaarheid voor de nier die ieder van hen ontvangen heeft, het met elkaar meeleven en de blik op de toekomst die overheerst.

Eerder die week had er ook een man gelegen die weer naar huis werd gestuurd omdat de transplantatie met de nier van een overleden donor, toch niet door kon gaan. Dat risico is er altijd, maar het is wel onvoorstelbaar teleurstellend voor de man in kwestie, en ik merkte dat het ook indruk had gemaakt op mijn ontvanger. Logisch, als je zo goed kunt begrijpen hoe dat moet voelen.

 

Na een wat langer bezoek dan de vorige keer, ben ik weer teruggelopen. Ik ben de zaalarts misgelopen, maar ik krijg de ontslagpapieren van Veerle. De chirurg die me heeft geopereerd zou ook nog langskomen, maar wellicht ben ik die ook misgelopen of kwam hij pas toen ik al naar huis was,

Het wachten op mijn man duurt me véél te lang en ik word dan ook al korzelig en ongeduldig, maar uiteindelijk is hij er en gaan we lekker naar huis. Voor de gelegenheid laat ik mij in een rolstoel het ziekenhuis uitrollen. Het is namelijk nog best een eind lopen naar de parkeergarage en mijn inspanning van de dag had ik al wel weer gehad.


Thuis voel ik me nog tien keer beter, ik kan mijn meiden weer even lekker vasthouden, ik slaap heerlijk en mijn huis vult zich met bloemen en andere verrassingen. Zo lief!


------

Naschrift 24-1-2021


Inmiddels ben ik al weer bijna een week thuis. Het gaat goed met de ontvanger, het gaat goed met mij. Volgens het laatste nieuws mag de ontvanger met een beetje geluk morgen ook naar huis.

Ik ben heel blij dat ik dit heb kunnen doen en dankbaar voor de ervaring. Ten eerste natuurlijk omdat ik iemand heb kunnen helpen, maar daarnaast ook omdat ik mijn eigen lijf en leven meer waardeer dan ooit. Even, heel kort, volledig afhankelijk van anderen in een ziekenhuis liggen, geeft me nog meer respect voor mensen die dit dagelijks en soms hun leven lang ervaren. Mijn onafhankelijkheid is me lief en ik ben blij het weer grotendeels terug te hebben.

Zoals ik hierboven al schreef, heb ik ook ervaren hoe ik door deze operatie even helemaal niets kon en hoe snel zich dat herstelde. Ik ben daarom dankbaar voor mijn gezondheid en mijn lichaam en ben trots op mijn lijf inclusief alle vetkwabjes en nieuwe littekens. Al zou het wel leuk zijn als ik binnenkort weer een bh aan kan en mijn ruime joggingbroek kan verruilen voor een spijkerbroek ;-).

23 januari 2021

Operatie nierdonatie - deel 4

 Zondag


Vandaag is Veerle* mijn verpleegkundige van de dag. Ik heb wel drie lieve collega's met (bijna) dezelfde naam, en ik vond het als kind al een prachtige naam, dus deze dame heeft direct al een plusje. Ze gaat me helpen met douchen en neemt daarvoor de tijd en dat geeft mij veel rust.

Als ik net helemaal in mijn geboortekostuum in de badkamer sta, met mijn infuushand in plastic gewikkeld en klaar om onder de douche te 'springen', komt de vaatchirurg mijn kamer binnen. Het gesprek verloopt in eerste instantie via Veerle. Of ik zelf nog even de arts wil spreken? Ja, dat wil ik.

Ik krijg mijn Gryffindor badjasje aangereikt en kom te voorschijn. Behalve deze 'beroemde' vaatchirurg, die mij overigens niet heeft geopereerd, staan er nog twee mensen in mijn deuropening. Co-assistenten, gok ik, maar ze worden mij niet voorgesteld. De arts staat al in starthouding om weer weg te rennen, maar stelt mij toch nog wat vragen, met als hoofdvraag of ik mij goed genoeg voel om morgen naar huis te gaan. Uhm...morgen al? Seriously? Ik ga zo voor het eerst douchen en daarbij moet ik nog geholpen worden.....? Ik zie het nog niet zo voor me, en stamel dus "uh...dat weet ik niet?". "Of als u vanavond al naar huis wil....". Ja, ja. Ik weet het, bezuinigingen in de zorg, bedden tekort, en deze ongetwijfeld briljante arts heeft zoveel ervaring dat hij natuurlijk al weet hoe snel het herstel zal gaan en is duidelijk allerminst van aanstellerij gecharmeerd, maar enig inlevingsvermogen in de gevoelens van een niet zo ervaren patiënt zou hem niet misstaan. Ik begrijp de werkdruk en dat hij meer te doen heeft, maar van een gehaaste houding word je niet sneller. Ik ben benieuwd of hij zelf wel eens een stevige operatie heeft doorstaan. Gelukkig kan hij wel heel goed nieren transplanteren en dat is natuurlijk het belangrijkste.

Ik stel hem mijn vraag over de kreatinine. Het is inderdaad verhoogd omdat mijn rechternier nog moet wennen aan de nieuwe situatie. Normaal wordt er bij de donor, hier in het AMC, geen bloed afgenomen zo vlak na de operatie maar pas na 6 weken. Omdat ik zoveel plaste deden ze dit bij mij dus wel. De verpleegkundige wijst hem nog op de uitslag van het urineonderzoek (dat ik zelf nog niet gezien had, straks even kijken) waaruit een hoog niveau leukocyten bleek, maar volgens de chirurg kwam dit omdat het net na het verwijderen van de katheter was afgenomen. De verpleegkundige dringt aan dat hij er tóch nog even naar moet kijken.Mijn bewondering voor haar neemt toe en natuurlijk ben ik benieuwd waarom ze hierop aandringt, dus ga ik na het douchen weer even googelen. Het wijst op een eventuele urineweginfectie, dus dit baart mij niet zoveel zorgen, een blaasontsteking kan ik aan. Bovendien kwam het dus waarschijnlijk gewoon van de katheter.

Enfin, ik elk geval is de chirurg blijkbaar tevreden en dat geeft me de rust die ik nodig heb. Veerle zegt dat ik pas naar huis ga als ik daar zelf aan toe ben (heerlijk, zo'n kordate verpleegkundige die opkomt voor haar patiënten) en dat is goed om te horen. Het infuus mag er nu helemaal af en dat is echt heel fijn. Dus, hup, de net er omheen gerolde vuilniszak kan er weer af. Het is een beetje rood rond de 'prik' dus klopt het wel dat het begon te irriteren. Ik douche lekker met mijn eigen spulletjes en Veerle wast mijn rug en benen, want daar kan ik (nog) niet zelf bij.

Na het douchen trek ik met een beetje hulp een schone pyjama aan en Veerle verschoont ook het bed. Onderwijl hebben we een leuk gesprek. Veerle doet naast haar werk als verpleegkundige de master verpleegkundige wetenschappen en schrijft een scriptie over het effect van beperking van bezoek (door Covid-19, met name tijdens de eerste lock down, geloof ik) op onder meer het herstel van patiënten. Interessant en nuttig. Zoals ik ook regelmatig tegen mijn studenten zeg, biedt deze situatie ons de gelegenheid om dingen uit te zoeken die je anders niet zou kunnen uitzoeken. Je kan tenslotte, alleen al uit ethische overwegingen, niet een experiment opzetten waarin je de helft van je patiënten wél bezoek toestaat en de andere helft niet. Door deze situatie kun je wel veel data verzamelen over de situatie (bijna) zonder bezoek en deze vergelijken met de situatie van patiënten voor die tijd. Was het herstel toen sneller? Hoe zit het bijvoorbeeld met vallen? Als alles dan straks weer normaal is, weet je wel veel beter hoe belangrijk de ondersteuning van familie is. Niet alleen emotionele steun, maar ook bijvoorbeeld het ondersteunen bij een wandelingetje over de gang, is iets wat normaal gesproken vaak meer aan de familie wordt overgelaten, aldus Veerle.

Ik vind dat ik wel weer even voldoende inspanning heb gehad en ga weer mijn net verschoonde bed in. Ik ontdek 's middags dat mijn natte, pas geverfde haar nog een beetje afgeeft. Oeps. Dat kussen wordt vast wel weer schoon de was...

Ik ben de hele zondagochtend een beetje huilerig. Niet meer over mijn eigen gezondheid, ik ben genoeg gerustgesteld. Het is de spanning van het afgelopen jaar, waarin ik toegeleefd heb naar de transplantatie, die is weggevallen. Ik ben opgelucht dat alles met de ontvanger goed gaat, en ook jank ik gewoon om de 'wereld'.

Ik zie op Twitter dat mensen van plan zijn vandaag naar een demonstratie te gaan met borden als 'ga op tijd dood #dorhout' en 'vrijheid' en wordt heel verdrietig van de verharding van onze samenleving waarin twee groepen steeds verder uit elkaar drijven, waarin racisme en extremisme heel acceptabel en normaal lijken te worden, en mensen onder het mom van 'vechten voor vrijheid' er hooguit voor zorgen dat die vrijheid langer op zich laat wachten. Zoveel valse informatie, zoveel leugens en zoveel mensen die lelijke, harde dingen tegen elkaar  zeggen. Waar stevenen we in hemelsnaam op af met zijn allen?


Ik word alweer betrapt op mijn tranen, dit keer door Veerle. Ze is heel lief en wil zelfs gewoon even naast me komen zitten. Superlief, maar ik weet dat ze meer te doen heeft en het is goed. Het gaat mij goed, het is vast de nefrologische variant op kraamtranen. Het was ook best een hele bevalling, mijn litteken lijkt op dat van een keizersnede, dus het mag er zijn. Dit ben ik ook.


Fysiek gaat het hartstikke goed, de pijn is heel dragelijk, het bewegen gaat steeds gemakkelijker, ik plas minder vaak en veel, en afgezien van wat slaaptekort, voel ik me goed.

Later die dag knap ik ook emotioneel op en ga ik nog even bij de ontvanger langs. Een andere verpleegkundige brengt mij met een rolstoel en sleept samen met een collega ook nog een (leeg) bed mee, dus we vormen een soort treintje. Volgens mij hoopte ze eigenlijk dat ik wel zelf kon lopen, maar ik had begrepen dat het best een eind was, dus ik durfde dat nog niet zo goed.

Bij de ontvanger merk ik dat ik niet zo heel veel te zeggen heb en hij voelt zich die dag vanwege een nog te hoge bloeddruk ook niet zo lekker, dus ik stap vrij snel weer op. Maar toch goed om hem even gezien te hebben.

Ik heb een nummer gekregen, dat ik kan bellen zodat ze mij ophalen. Ik houd echter niet van bellen, voel me best sterk en bovendien was het lang niet zo ver als ik dacht. Dus als een oud vrouwtje met een rollator heb ik mijzelf en de rolstoel naar mijn afdeling gebracht. Ging prima.


's Middags komt mijn lief en dat is fijn. De vrouw van de ontvanger komt een illegaal (want eigenlijk is er maar één bezoeker per dag geoorloofd) bezoekje brengen en dat is ook een prettig gesprek. Het is voor haar natuurlijk allemaal heel heftig en het moet raar zijn dat de gezondheid van je man van een buitenstaander afhangt. Mooi dat het kan, maar raar.


Over het algemeen dus een prima dag, maar naar huis? Dat doen we morgen wel.


*naam veranderd in verband met privacy

22 januari 2021

Operatie nierdonatie - deel 3

 Zaterdag


De nacht van vrijdag op zaterdag is niet fijn. Ik heb een katheter en er wordt precies bijgehouden hoeveel ik plas. Zo'n katheter voelt continu als of ik in mijn broek plas, behalve dat ik nog even geen broek aan heb. Zo om de twee uur komt een verpleegkundige de katheter leeghalen en meten hoeveel er in zit. Natuurlijk steeds als ik net eindelijk ben ingedommeld.

Ergens midden in de nacht begint mijn blaas wel heel vol aan te voelen. Dat lijkt me niet helemaal de bedoeling als je een katheter hebt. Ik wil het licht aan doen, maar druk half slaapdronken op het belletje dat op hetzelfde afstandsbedieninkje zit. Nou ja, is misschien maar beter ook.


Inderdaad zat de katheter blijkbaar even klem, want met een beetje gepruts aan het slangetje plas ik ineens met gemak de zak vol. Ook een uurtje later is het ding weer vol. Er ontstaat lichte paniek als ik volgens de verpleegkundige toch wel heel veel plas, ze laat de term 'polyuri' vallen en als ik dat Google zie ik dat dit een symptoom van nierproblemen kan zijn.

Ineens word ik mij ervan bewust dat ik nog maar een nier heb, en dat deze wel goed moet blijven werken. Ik doneerde mijn nier met liefde en heb er gerust wat ongemak en desnoods een blaasontsteking voor over, maar ik wil mijzelf niet eenzelfde probleem bezorgen als wat ik zojuist bij iemand anders heb helpen oplossen. Dit idee maakt mij onrustig.

Zaterdagochtend vroeg word ik weer wat gerustgesteld doordat de verpleegkundige aangeeft dat het komt van de grote hoeveelheid vocht die ze mij hebben toegediend tijdens de operatie. Verder blijven ze mij via het infuus ook vocht toedienen. Hou daar dan mee op, denk ik bij mezelf, ik drink toch genoeg? Maar het zal wel ergens goed voor zijn. 


Vandaag ben ik extra eigenwijs en ongeduldig. Althans, zo lijkt het, want ik lig voortdurend in de clinch met Kas*, de dag-verpleegkundige van vandaag. Niet op een nare manier, maar juist met veel humor, al doet lachen nog pijn. Ik vind hem wel grappig. Ik wil gewoon meteen beginnen met opstaan, en hij wil graag eerst uitleggen hóe ik dat het beste kan doen. Ik wil tóch sinaasappelsap bij de lunch, al zegt Kas dat dit misschien wat te pittig is voor mijn maag. Ik bedank hem vriendelijk voor zijn advies om het nog in zijn bijzijn volledig in de wind te slaan. Ik wil gewoon sinaasappelsap.


Ik moet gaan bijhouden hoeveel vocht ik precies binnenkrijg en ook wat ik plas wordt bijgehouden. De katheter mag er eigenlijk al uit maar omdat ik nog zo veel plas, zie ik nog even op tegen het steeds naar de wc moeten lopen (ik kan namelijk nog niks) en het steeds daarvoor moeten bellen. Kas vindt zichtbaar weer dat ik te veel praat en te weinig luister, want hij onderbreekt me en probeert duidelijk te maken dat ze daarvoor betaald worden dus dat dit geen argument is. Weet ik wel. Maar toch vind ik het lastig. Aan de ene kant omdat ik niet lastig wil zijn, maar ook omdat ik afhankelijkheid heel naar vind. Als ik moet, dan moet ik, en ik wil dan bijvoorbeeld niet nog een half uur op de verpleegkundige moeten wachten.

Een katheter is echter ook spuugvervelend, dus 's middags roep ik tegen Kas toch dat hij dat ding er maar uit moeten halen. Dat voelt al veel beter!

Ik moet wel op een steek plassen, want de hoeveelheid urine moet nog steeds bijgehouden worden.

Het uit bed komen is moeizaam,  maar het lukt steeds beter en al snel zonder hulp. Ik moet natuurlijk nog wel mijn infuus meeslepen. Soms vergeet ik de stekkertjes eruit te trekken waarmee het ding in het stopcontact aan de muur vast zit. Dan haal ik wel de wc, maar niet de wastafel om mijn handen te wassen.

De verpleegkundige van de avond, Emine*, pakt me wat steviger aan en dat zorgt ervoor dat ik wat meer ga bewegen en dat ik een paar keer het morfinepompje gebruik, wat ik tot dan toe, behalve die eerste keer per ongeluk, nog niet had gedaan. Maar bij het opstaan helpt het wel direct de pijn te onderdrukken. Geinig spul.


Stiekem word ik toch weer onrustig, want ik blijf maar steeds zoveel plassen. Ik plaste zelfs een hele steek vol zodat ik nog tijdens het plassen met mijn billen in mijn eigen nattigheid zat.

Er is gisteren ook bloed afgenomen (lukte nu gewoon in een keer...) en ik zie in de dossierapp dat mijn kreatinine niveau 113 is, terwijl dat tussen de 65 en 95 behoort te liggen. Natuurlijk Google ik weer (ik weet dat niet Googlen mij er ook niet rustiger op maakt) en lees dat dit samenhangt met een verlaagde nierfunctie. Natuurlijk kan ik beredeneren dat dit logisch is nu ik nog maar één nier heb en dat dit vast goed komt,  maar ik weet het niet zeker en maak me toch zorgen.


Ik miste na de operatie eigenlijk wel informatie en een stukje aandacht. Ik ben graag goed op de hoogte, en wist dus vaak in het traject het meeste van wat mij verteld werd al, omdat ik het al ergens gelezen had. Ik wil dus ook van elke uitslag precies weten wat dit betekent en bij voorkeur direct. Tegenwoordig kun je tenslotte ook zelf ook al heel snel uitslagen terugzien en dat roept vragen op. Voor de artsen is dit stuk van het traject mogelijk niet meer zo spannend: alles is goed gegaan en ik heb geen interessante ziekte; ik moet alleen herstellen van de operatie. Maar voor mij was het wel een beetje een onzekere en spannende tijd.

Als nierdonor word je vooraf heel goed ingelicht door een verpleegkundig specialist, ik had het prettig gevonden als zij de dag na de operatie langs was gekomen om juist dit soort individuele dingen met mij te bespreken. Iemand aan wie je jouw ervaringen kan vertellen en met wie je al je al dan niet irrationele zorgen kan bespreken zonder je familie hiermee op te zadelen. Iemand van het transplantatieteam die je het gevoel geeft dat je als donor er ook ná de transplantatie voor hen nog steeds toe doet. Normaal gesproken komt de verpleegkundig specialist van het transplantatieteam volgens mij ook nog wel even langs, maar nu, door Covid-19, niet. Ik heb dat echt gemist.


De verpleegkundigen van de afdeling waren overigens gedurende mijn hele verblijf heel zorgzaam en namen echt de tijd wanneer dat nodig was, maar zij weten niet op alles een antwoord en mogen soms niet eens de antwoorden geven die ik zoek.


Ik zat dus niet zo heel lekker in mijn vel. Ik merkte dat ik mij zelfs een beetje ergerde toen de volgende nieuwe verpleegkundige me wéér vroeg of ik wist hoe het met de ontvanger ging. Ik ben natuurlijk reuze blij dat het daar goed gaat, daar deed ik het tenslotte voor, maar kunnen we ons hier gewoon even op mijn gezondheid concentreren? 

Alleen.... niemand wist dat ik mij zorgen maakte en ik vertelde het ook tegen niemand. Alleen aan mijn man, maar zelfs toen bagatelliseerde ik mijn zorgen alvast, omdat ik niet wil dat hij zich zorgen gaat maken. Ik heb hem tenslotte zomaar geconfronteerd met deze nierdonatie en als het mis gaat is het ook nog eens mijn schuld als ons gezin hieronder lijdt.


's Avonds kijk ik op afstand met mijn dochter 'Wie is de mol', een fijne afleiding, maar ik ben er niet echt heel erg bij. Ik ben kapot en wil eigenlijk slapen, dus poets ik mijn tanden en ga weer terug naar bed, met de bedoeling te gaan slapen.


Ik voel me echter rottig en sta mijzelf toe gewoon een potje te gaan huilen. Emine komt binnen en "betrapt" mij op mijn tranen. Ik leg tussen mijn tranen door uit waar ik mij zorgen over maak, en zij stelt mij een beetje gerust: ik hoef mij volgens haar geen zorgen te maken. Het helpt een beetje, maar ik geloof haar niet zomaar op haar woord (want waarom moet ik alles dan nog steeds bijhouden?) Ik besluit het de volgende dag toch maar eens aan een arts te vragen. 


's Nachts heb ik last van jeuk rond het infuus, volgens de nachtverpleegkundige kan dat komen van het shotje morfine dat ik mijzelf zojuist had toegediend. Dan dus geen morfine meer want ik haat jeuk, ik heb liever een beetje pijn. Ze koppelt het infuus af, maar helaas moet die naald die me al vanaf donderdag teistert nog even blijven zitten tot de arts toestemming geeft om deze te verwijderen.

Ik probeer dus nog maar wat te slapen.....


*namen veranderd ivm privacy