In een eerder blog heb ik iets verteld over mijn motieven om mijn nier te doneren. Daar was geen woord aan gelogen, maar het was niet het hele verhaal. Vandaag borrelt er iets in mij om ook eens open te zijn over de wat minder sociaal wenselijke en niet zo altruïstische motieven. Het risico hiermee is dat ik mensen tegen schenen schop, op teentjes trap en te bot bevonden wordt en of juist mijzelf te kwetsbaar opstel en mogelijk in een negatief daglicht plaats. Maar dat directe, het open zijn en het altijd maar hardop zeggen wat ik denk, is nu eenmaal een onderdeel van mij, en speelt ook een rol in mijn motivatie. Ik heb de behoefte om te schrijven. Ik voel de nóódzaak om te schrijven. Dus daarom doe ik dit toch. Ik zie later nog wel of het ook verstandig is om te delen.
Ik kende de ontvanger, ik zag de oproep en zag heel veel
mensen bemoedigende woorden typen, ik zag mensen die de boodschap wilde delen,
ik zag mensen die aangaven zelf helaas de verkeerde bloedgroep te hebben
enzovoorts, enzovoorts. Oók zag ik de ontvanger op iedere individuele post reageren.
Allemaal oprechte en mooie berichten en idem reacties, maar ik verplaatste me in de ontvanger en zag
mezelf in hen plaats vermoeider en vermoeider worden om iedere keer maar
positief te blijven reageren: ‘dank je wel’, ‘jij ook veel sterkte’, ‘heel lief
van je’, zonder dat er iemand op staat die zegt: ‘Oké, neem de mijne maar’.
Ík zou dat slopend vinden. Ik zou chagrijnig worden van al
die boodschappen. Vermoeid worden van aardig blijven. Het enige wat je wil is
blijven leven, het stompzinnige is dat je als nierpatiënt daar een ander mens
voor nodig hebt. Dan moet je dat gaan vragen. Vragen is een van de dingen die
ik het aller moeilijkst vind in het leven. Dat je iemand moet gaan vragen om
iets voor je te doen. Hel, ik vind het al ingewikkeld om in een winkel te
vragen of ze nog worteltjes hebben, dus laat staan dat ik iemand om een nier
zou moeten vragen. Ik geloof niet eens dat ik dat zou kunnen. Zelfs niet om te
blijven leven. Vragen is niet mijn ding. Een deel daarvan heeft te maken met de
vrees voor het antwoord. De angst voor de ‘Nee’. Ik geloof niet dat iemand míj
een nier zou willen geven. Of worteltjes.
Ik werd dus plaatsvervangend chagrijnig en moedeloos en projecteerde
mijn eigen gedachten op de ontvanger. Hen heeft die gedachten waarschijnlijk
helemaal niet. Maar het maakte wel dat ik mij een beetje “verplicht”
voelde ten opzichte van mijzelf, om een stap vooruit te zetten en te roepen:
“Hier, neem de mijne maar”. Dat maakte ook een einde aan de vraag, die
ongemakkelijk voelde zolang het gewenste antwoord uitbleef.
Tot nu toe, klinkt het misschien nog redelijk empathisch. Toch
is mijn nierdonatie niet zuiver altruïstisch. Het levert mij dingen op. Geen
geldelijk gewin, geen materiële beloningen, maar wel andere zaken die voor mij
van belang zijn.
Ik wil een goed mens zijn. Los van wat andere mensen van mij
vinden, is dat voor mij belangrijk. Ik geloof in geen enkele god of hoger
wezen, maar ik heb wel de behoefte om, als ik straks aan het einde van mijn
leven de balans op maak, in de plus uit te komen. Ik houd rekening met het
klimaat zodat mensen nog een toekomst hebben, ik probeer mijn kinderen een fijn
leven te geven, ik probeer alert te zijn op wat mensen in mijn omgeving nodig
hebben en doe mijn best mijn studenten op een positieve wijze te motiveren. Om
maar wat dingen te noemen.
In het dagelijks leven, vinden mensen mij vaak helemaal niet
zo leuk. Of op zijn minst krijg ik vrij regelmatig die indruk. Ik snap dat ook.
Ik zeg vaak vrij direct wat ik denk, kan slecht liegen en aan mijn gezicht kun
je mijn emoties direct aflezen. Als iets mij niet bevalt of tegen mijn waarden
en normen in gaat, hoor je dat meteen en vaak ook fel. Ik kan ook slecht tegen
dommigheid, heb zelf vanzelfsprekend de waarheid in pacht en kom dan ook nogal
eens arrogant over. Ik mis een beetje dat
sociaal wenselijke filter dat ervoor zorgt dat ik gewoon af en toe mijn bek
houd, of een en ander wat prettiger verwoord. Kortom, ik ben gewoon niet zo
aaibaar.
Tegelijkertijd kan ik zelf vrij slecht tegen kritiek en
pittige opmerkingen. Mijn harde schil kent een jankend middelpunt dat
voortdurend aan zichzelf twijfelt, alles op zichzelf betrekt en aardig gevonden
wil worden. Ik zoek bevestiging dat ik best
een leuk mens ben. Mensen zullen mij
niet aardiger vinden omdat ik mijn nier doneer, maar het is mogelijk wel een
reden om wat positiever over mij te denken. In elk geval versterkt het mijn
zelfbeeld als ‘goed mens’ en denk ik beter over mijzelf.
Een minder sneue reden is er ook. Zo lijkt het me ook wel
lekker om gewoon eens even een paar weken niet te hoeven werken. Natuurlijk ben
ik aan het herstellen straks, maar ik was toch niet van plan om érg snel weer
aan het werk te gaan. Heerlijk vond ik die paar weken zwangerschapsverlof
vooraf aan de geboorte van mijn kinderen, destijds. Vooral bij de eerste omdat
de tijd toen aan mijzelf was. Wat een rust en een heerlijkheid om gewoon even
een poosje bijna niets te hoeven. Mijn werk is behoorlijk druk en hectisch en daar
houd ik van. Maar even niet? Heerlijk.
Tot slot heeft het
proces van de nierdonatie mij in zekere zin door de coronaperiode gesleept. Het
is iets om naar toe te leven, naar uit te zien. Dat klinkt misschien raar, want
het betreft natuurlijk een pijnlijke operatie en geen vakantie naar een
tropisch oord, maar dat maakt gek genoeg voor mij niet zoveel uit. Zo leuk vind
ik het leven soms helemaal niet. Soms is het saai, soms is het eenzaam en al
ben ik meestal vrolijk, ben ik meestal positief en vrijwel altijd sterk, soms
denk ik ook wel eens dat het helemaal niet zo erg zou zijn als mijn leven op
zou houden. Niet omdat ik depressief of suïcidaal ben, maar wel omdat ik gewoon
alles wel zo’n beetje gezien heb. Het nieuwtje is er wel af. Daarom heb ik altijd een punt nodig op de
horizon om naar toe te leven en op dit moment is dat de nierdonatie. Niet omdat
het nu zo leuk is, maar het is wel spannend, nieuw, anders dan anders. Een
beetje risicozoekend gedrag vergelijkbaar met gokken of parachutespringen. Bovendien
geeft het mijn leven extra zin. Wat een mooie gedachte om iemand die van het
leven geniet, een betere kans op een langer leven te geven!
Een positief bijeffect, waar ik nou niet direct op had
gerekend, is dat ik mij op mijn werk extra belangrijk ben gaan voelen. Er moet
veel geregeld worden vanwege mijn afwezigheid straks. Ineens wordt duidelijk dat
mijn tentakels zich door een groot deel van de opleiding verspreid hebben en dat
ik niet zonder meer vervangbaar ben. Wat doe ik eigenlijk veel! Ondanks dat het
mij behoorlijk wat extra werk oplevert om vast vooraf aan mijn afwezigheid zoveel
mogelijk te regelen en voor te bereiden, voelt dat ook best goed. Ik denk dat
ik maar eens opslag ga vragen.
Zo. Maar goed dat het psychologisch onderzoek al is afgerond! Hoewel ik eerlijk gezegd denk dat mijn gedachtes en gevoelens niet zo bijzonder zijn. Het is hooguit de openheid erover die mensen een ongemakkelijk gevoel zou kunnen bezorgen. Het is ook iets wat je niet zo snel met mensen bespreekt. Wie wil dit nu weten? Papier (of een word document) is echter geduldig. Ik ga even nadenken of dit iets is wat ik maar beter voor mezelf kan houden, of iets wat ik kan delen.