13 november 2011

Coca-Cola Light Break!

’s Avonds, als ik mij uitkleed om naar bed te gaan, wil ik  tussendoor nog wel eens een woordje leggen. En ik denk toch niet dat mijn Wordfeud capaciteiten dan minder zijn dan wanneer ik in mijn vrij standaard herfstkloffie van spijkerbroek, shirt met v-hals en vest rondloop.  Toch zijn wij geneigd naaktheid met verminderde intellectuele capaciteiten te associëren, aldus (ondermeer) een onlangs gepubliceerd artikel van Gray, Knobe, Sheskin en  Bloom (2011).

Soms, heel soms, bekruipt mij een vaag gevoel van spijt dat ik het wetenschappelijk onderzoek heb verlaten. Dat is dan vooral als ik een leuk onderzoek onder ogen krijg. Het onderzoek van Gray e.a. bijvoorbeeld. Het had wat mij betreft nog veel leuker kunnen zijn. Ik krijg daar fijne visioenen bij, van sixpackjes en coca-cola light breaks en van wiebelende glazenwasserhangkarretjes langs hoge wolkenkrabbers.

De werkelijkheid is anders, maar toch best een tot de verbeelding sprekend onderzoek. Zes studies hebben ze uitgevoerd, variërend in omvang en opzet. Een enkele is flink groot,  een andere acceptabel, en een aantal studies zijn uitgevoerd onder een gering aantal studenten. Daar valt dus wel een en ander op af te dingen qua representativiteit, maar vooruit, laten we niet flauw doen. Ze onderzochten in deze studies onder meer of het zichtbaar zijn van ontblote lichaamsdelen van een persoon, van invloed is op de beoordeling van de mentale capaciteiten van deze persoon.

In een van die studies werden in twee condities foto’s van dezelfde personen getoond in dezelfde houding. Het enige verschil was dat in de ene conditie de personen op de foto’s gekleed gingen en in de andere conditie deze zelfde mensen poedeltje naakt op de gevoelige plaat gezet waren. Saillant detail is dat de desbetreffende foto’s afkomstig waren uit een boek waarin pornosterren worden geportretteerd (Greenfield-Sanders, 2005). Voor eventueel geïnteresseerden (puur uit wetenschappelijke belangstelling natuurlijk); bol.com heeft alleen nog een tweedehands exemplaar in de aanbieding. Overigens (het blijft een Amerikaans onderzoek) werden voor het onderzoek de erotische zones een beetje vervaagd.

De idee achter het onderzoek is dat naarmate je meer lichaam toont, je anderen ook bewust maakt van je lichamelijkheid. In de literatuur werd dat tot nu toe eigenlijk alleen gebruikt om te verklaren hoe mannen vrouwen (soms) tot object kunnen reduceren. Seksobject, zo je wilt. In het meest extreme geval verdwijnen psychologische trekken en mentale eigenschappen naar de achtergrond en ziet de man niets meer dan een lichaam (vb Nussbaum, 1995). 
Het gepreoccupeerd zijn met iemands lichaam en de invloed daarvan op de beoordeling, hoeft overigens niet per se seksueel getint te zijn en over naakt te gaan. Een ander recent onderzoek (Madera en Hebl, 2011) laat bijvoorbeeld zien dat mensen met een duidelijk litteken of moedervlek op het gezicht, als minder kundig beoordeeld werden na afloop van een sollicitatiegesprek. Dat kwam doordat de proefpersonen gedurende het gesprek vooral naar de moedervlek of het litteken keken en daardoor informatie misten. 

Gray en consorten, redeneren echter dat mensen in de beoordeling niet zozeer mentale eigenschappen negeren of over het hoofd zien, maar dat er een verschil is in het soort mentale eigenschappen dat men toekent aan iemand met, versus iemand zonder kleren. De proefpersonen bepaalden van mensen op de foto in hoeverre deze mensen in staat waren tot zelfsturing (zelfcontrole, moreel handelen en plannen) en het beleven van sensaties (genot, honger en begeerte).
Het bleek dat wanneer proefpersonen naar foto’s keken van blote mensen, ze deze mensen relatief weinig in staat achtten tot zelfsturing en meer tot het beleven van sensaties. Wanneer dezelfde mensen echter gekleed waren, werd hen veel zelfsturing en weinig sensatiebeleving toegekend.

Als een confrontatie met de lichamelijkheid van een persoon, leidt tot het lager beoordelen van de mate van zelfsturing,  worden deze personen misschien ook wel minder verantwoordelijk gehouden voor hun daden. Omgekeerd, zouden we dan mensen die we  niet zo lichamelijk bekijken en een hogere zelfsturing toekennen, meer verantwoordelijk houden voor hun eigen daden.
Dit bleek ook uit een volgend onderzoek. De onderzoekers beschreven twee mannen. De ene man (Michael) werd omschreven aan de hand van lichamelijke kenmerken. Zo werd z’n bloedgroep vermeld, en zijn gemiddelde aantal hartslagen per minuut. De andere man (Jeffrey) werd omschreven aan de hand van mentale eigenschappen. Van hem werd bijvoorbeeld gezegd dat als hij in de auto ergens naar toe moet waar hij de weg niet kent, hij in zijn hoofd een mentale kaart maakt.
Vervolgens werd een van twee mogelijke scenario’s aan de proefpersonen voorgelegd. In het eerste scenario liepen de mannen beide zonder te betalen een restaurant uit,  en werd gevraagd wie van de twee hieraan de meeste schuld zou hebben, in het tweede scenario, werden ze overvallen door een straatrover en werd gevraagd wie van de twee het meeste geschaad zou worden. Het bleek dat Jeffrey, die vooral mentaal werd omschreven, het meest verantwoordelijk gehouden werd voor het onbetaald het restaurant uitlopen, en dat Michael, die vooral in lichamelijke termen werd beschreven, volgens de proefpersonen de meeste kans maakte om meer gevolgen te ondervinden van de overval.
Als we dus geconfronteerd worden met iemand zijn lichamelijkheid, zien we deze persoon als kwetsbaarder en minder verantwoordelijk voor het eigen gedrag, dan als we geconfronteerd worden met mentale beschrijvingen van deze persoon.

Maar zijn we dan ook geneigd om die mensen die we als minder verantwoordelijk en meer kwetsbaar zien meer te helpen? Dat wilden Gray e.a. ook weten. Er werd een experiment a la Milgram (1963) opgezet, waarbij proefpersonen schokken moesten geven aan een persoon in een nabijgelegen kamer. De instructie was een beetje anders dan bij Milgram. De bedoeling was juist dat de proefpersonen de ander zouden beschermen en niet meer schokken zouden toedienen dan dat ze dachten dat de ander kon verdragen. Naast het apparaat waarmee de schokken werden uitgedeeld, werd een foto geplaatst van het ‘slachtoffer’. In de ene conditie met ontbloot bovenlijf (inclusief elektroden voor de toe te dienen shocks, om het ontblote bovenlijf te verantwoorden) in de andere conditie met kleding aan (waarbij de elektroden onder de kleding zaten).
Het bleek dat proefpersonen minder schokken  gaven aan mannen met ontbloot bovenlijf, dan aan mannen met shirt aan. Blijkbaar wilden ze deze arme, in hun ogen kwetsbare mannen helpen door hen minder bloot te stellen aan nare schokken.

Het meest opvallende van deze onderzoeken, is misschien wel dat het niet alleen over vrouwen gaat, maar dat juist ook (half)naakte mannen als kwetsbaarder en minder ‘in control’  werden beoordeeld. En dat het dus ook voor mannen implicaties kan hebben als ze de nadruk leggen op hun lichaam.

Terugdenkend aan de coca-cola light break reclame, wisten we natuurlijk al lang dat mannen ook ‘geobjectificeerd’ kunnen worden. Een man die aan een onduidelijke klus werkt, in elk geval iets met zware machines en een bouwhelm, trekt zijn shirt uit.  Een aantal dames gluren vanachter het raam van hun kantoor,  genieten van zijn sixpack  en hij van zijn cola. Deze man is niet meer dan zijn lichaam. 

Je kunt echter rustig stellen dat in de meeste professionele settings het niet echt handig is als iemand twijfelt aan je intellectuele capaciteiten en het goed is als je in staat wordt geacht verantwoordelijkheid voor je werk te dragen. Niet teveel aandacht op je lichaam vestigen dus. Voor de dames geldt geen al te korte rokjes en geen (note to self) diepe decolletés. Voor mannen geen korte broeken, korte hemdsmouwen en al helemaal geen openstaande knoopjes op het overhemd waar het borsthaar uit komt friemelen. En, als je serieus genomen wil worden als intellectueel, ook maar je al te afgetrainde lichaam verhullen onder een overhemdje.

Duidelijk moge zijn, dat je door je kleding aan te passen vooral bezig bent met imagebuilding en het niets zegt over je daadwerkelijke capaciteiten. Dat potje Wordfeud, moet je gewoon winnen door je dure letters op mooie plekken te leggen.

Gray, K., Knobe, J., Sheskin, M., Bloom, P. (2011). More than a body: Mind perception and the nature of objectification. Journal of Personality and Social Psychology. vol 101, 7, 1-14.
Greenfield-Sanders, T. (2005). XXX: 30 porn-star portraits. New York,
NY: Bulfinch.
Madera, Juan M., Hebl, Michelle R. (2011). Discrimination against facially stigmatized applicants in interviews: An eye-tracking and face-to-face investigation. Journal of Applied Psychology, Oct 17, 2011, No Pagination Specified
Milgram. S (1963) Behavioural Study of Obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology, 67, 371-78.
Nussbaum, Martha, 1995, “Objectification”, Philosophy and Public Affairs, 24(4): 249–291. 


Geen opmerkingen: