22 januari 2021

Operatie nierdonatie - deel 3

 Zaterdag


De nacht van vrijdag op zaterdag is niet fijn. Ik heb een katheter en er wordt precies bijgehouden hoeveel ik plas. Zo'n katheter voelt continu als of ik in mijn broek plas, behalve dat ik nog even geen broek aan heb. Zo om de twee uur komt een verpleegkundige de katheter leeghalen en meten hoeveel er in zit. Natuurlijk steeds als ik net eindelijk ben ingedommeld.

Ergens midden in de nacht begint mijn blaas wel heel vol aan te voelen. Dat lijkt me niet helemaal de bedoeling als je een katheter hebt. Ik wil het licht aan doen, maar druk half slaapdronken op het belletje dat op hetzelfde afstandsbedieninkje zit. Nou ja, is misschien maar beter ook.


Inderdaad zat de katheter blijkbaar even klem, want met een beetje gepruts aan het slangetje plas ik ineens met gemak de zak vol. Ook een uurtje later is het ding weer vol. Er ontstaat lichte paniek als ik volgens de verpleegkundige toch wel heel veel plas, ze laat de term 'polyuri' vallen en als ik dat Google zie ik dat dit een symptoom van nierproblemen kan zijn.

Ineens word ik mij ervan bewust dat ik nog maar een nier heb, en dat deze wel goed moet blijven werken. Ik doneerde mijn nier met liefde en heb er gerust wat ongemak en desnoods een blaasontsteking voor over, maar ik wil mijzelf niet eenzelfde probleem bezorgen als wat ik zojuist bij iemand anders heb helpen oplossen. Dit idee maakt mij onrustig.

Zaterdagochtend vroeg word ik weer wat gerustgesteld doordat de verpleegkundige aangeeft dat het komt van de grote hoeveelheid vocht die ze mij hebben toegediend tijdens de operatie. Verder blijven ze mij via het infuus ook vocht toedienen. Hou daar dan mee op, denk ik bij mezelf, ik drink toch genoeg? Maar het zal wel ergens goed voor zijn. 


Vandaag ben ik extra eigenwijs en ongeduldig. Althans, zo lijkt het, want ik lig voortdurend in de clinch met Kas*, de dag-verpleegkundige van vandaag. Niet op een nare manier, maar juist met veel humor, al doet lachen nog pijn. Ik vind hem wel grappig. Ik wil gewoon meteen beginnen met opstaan, en hij wil graag eerst uitleggen hóe ik dat het beste kan doen. Ik wil tóch sinaasappelsap bij de lunch, al zegt Kas dat dit misschien wat te pittig is voor mijn maag. Ik bedank hem vriendelijk voor zijn advies om het nog in zijn bijzijn volledig in de wind te slaan. Ik wil gewoon sinaasappelsap.


Ik moet gaan bijhouden hoeveel vocht ik precies binnenkrijg en ook wat ik plas wordt bijgehouden. De katheter mag er eigenlijk al uit maar omdat ik nog zo veel plas, zie ik nog even op tegen het steeds naar de wc moeten lopen (ik kan namelijk nog niks) en het steeds daarvoor moeten bellen. Kas vindt zichtbaar weer dat ik te veel praat en te weinig luister, want hij onderbreekt me en probeert duidelijk te maken dat ze daarvoor betaald worden dus dat dit geen argument is. Weet ik wel. Maar toch vind ik het lastig. Aan de ene kant omdat ik niet lastig wil zijn, maar ook omdat ik afhankelijkheid heel naar vind. Als ik moet, dan moet ik, en ik wil dan bijvoorbeeld niet nog een half uur op de verpleegkundige moeten wachten.

Een katheter is echter ook spuugvervelend, dus 's middags roep ik tegen Kas toch dat hij dat ding er maar uit moeten halen. Dat voelt al veel beter!

Ik moet wel op een steek plassen, want de hoeveelheid urine moet nog steeds bijgehouden worden.

Het uit bed komen is moeizaam,  maar het lukt steeds beter en al snel zonder hulp. Ik moet natuurlijk nog wel mijn infuus meeslepen. Soms vergeet ik de stekkertjes eruit te trekken waarmee het ding in het stopcontact aan de muur vast zit. Dan haal ik wel de wc, maar niet de wastafel om mijn handen te wassen.

De verpleegkundige van de avond, Emine*, pakt me wat steviger aan en dat zorgt ervoor dat ik wat meer ga bewegen en dat ik een paar keer het morfinepompje gebruik, wat ik tot dan toe, behalve die eerste keer per ongeluk, nog niet had gedaan. Maar bij het opstaan helpt het wel direct de pijn te onderdrukken. Geinig spul.


Stiekem word ik toch weer onrustig, want ik blijf maar steeds zoveel plassen. Ik plaste zelfs een hele steek vol zodat ik nog tijdens het plassen met mijn billen in mijn eigen nattigheid zat.

Er is gisteren ook bloed afgenomen (lukte nu gewoon in een keer...) en ik zie in de dossierapp dat mijn kreatinine niveau 113 is, terwijl dat tussen de 65 en 95 behoort te liggen. Natuurlijk Google ik weer (ik weet dat niet Googlen mij er ook niet rustiger op maakt) en lees dat dit samenhangt met een verlaagde nierfunctie. Natuurlijk kan ik beredeneren dat dit logisch is nu ik nog maar één nier heb en dat dit vast goed komt,  maar ik weet het niet zeker en maak me toch zorgen.


Ik miste na de operatie eigenlijk wel informatie en een stukje aandacht. Ik ben graag goed op de hoogte, en wist dus vaak in het traject het meeste van wat mij verteld werd al, omdat ik het al ergens gelezen had. Ik wil dus ook van elke uitslag precies weten wat dit betekent en bij voorkeur direct. Tegenwoordig kun je tenslotte ook zelf ook al heel snel uitslagen terugzien en dat roept vragen op. Voor de artsen is dit stuk van het traject mogelijk niet meer zo spannend: alles is goed gegaan en ik heb geen interessante ziekte; ik moet alleen herstellen van de operatie. Maar voor mij was het wel een beetje een onzekere en spannende tijd.

Als nierdonor word je vooraf heel goed ingelicht door een verpleegkundig specialist, ik had het prettig gevonden als zij de dag na de operatie langs was gekomen om juist dit soort individuele dingen met mij te bespreken. Iemand aan wie je jouw ervaringen kan vertellen en met wie je al je al dan niet irrationele zorgen kan bespreken zonder je familie hiermee op te zadelen. Iemand van het transplantatieteam die je het gevoel geeft dat je als donor er ook ná de transplantatie voor hen nog steeds toe doet. Normaal gesproken komt de verpleegkundig specialist van het transplantatieteam volgens mij ook nog wel even langs, maar nu, door Covid-19, niet. Ik heb dat echt gemist.


De verpleegkundigen van de afdeling waren overigens gedurende mijn hele verblijf heel zorgzaam en namen echt de tijd wanneer dat nodig was, maar zij weten niet op alles een antwoord en mogen soms niet eens de antwoorden geven die ik zoek.


Ik zat dus niet zo heel lekker in mijn vel. Ik merkte dat ik mij zelfs een beetje ergerde toen de volgende nieuwe verpleegkundige me wéér vroeg of ik wist hoe het met de ontvanger ging. Ik ben natuurlijk reuze blij dat het daar goed gaat, daar deed ik het tenslotte voor, maar kunnen we ons hier gewoon even op mijn gezondheid concentreren? 

Alleen.... niemand wist dat ik mij zorgen maakte en ik vertelde het ook tegen niemand. Alleen aan mijn man, maar zelfs toen bagatelliseerde ik mijn zorgen alvast, omdat ik niet wil dat hij zich zorgen gaat maken. Ik heb hem tenslotte zomaar geconfronteerd met deze nierdonatie en als het mis gaat is het ook nog eens mijn schuld als ons gezin hieronder lijdt.


's Avonds kijk ik op afstand met mijn dochter 'Wie is de mol', een fijne afleiding, maar ik ben er niet echt heel erg bij. Ik ben kapot en wil eigenlijk slapen, dus poets ik mijn tanden en ga weer terug naar bed, met de bedoeling te gaan slapen.


Ik voel me echter rottig en sta mijzelf toe gewoon een potje te gaan huilen. Emine komt binnen en "betrapt" mij op mijn tranen. Ik leg tussen mijn tranen door uit waar ik mij zorgen over maak, en zij stelt mij een beetje gerust: ik hoef mij volgens haar geen zorgen te maken. Het helpt een beetje, maar ik geloof haar niet zomaar op haar woord (want waarom moet ik alles dan nog steeds bijhouden?) Ik besluit het de volgende dag toch maar eens aan een arts te vragen. 


's Nachts heb ik last van jeuk rond het infuus, volgens de nachtverpleegkundige kan dat komen van het shotje morfine dat ik mijzelf zojuist had toegediend. Dan dus geen morfine meer want ik haat jeuk, ik heb liever een beetje pijn. Ze koppelt het infuus af, maar helaas moet die naald die me al vanaf donderdag teistert nog even blijven zitten tot de arts toestemming geeft om deze te verwijderen.

Ik probeer dus nog maar wat te slapen.....


*namen veranderd ivm privacy

Geen opmerkingen: