25 november 2011
Blogtrommel
Mijn blog 'Schaarsteprincipe en Google Plus' zit in de Blogtrommel van Sharp Ben. Een blogtrommel is een verzameling weblogs over hetzelfde onderwerp, in dit geval Google Plus. Lees hier ook de andere blogs. Dank Ben, voor het opnemen van mijn blog.
24 november 2011
Aandacht.
Ik ben Mirella, en ik ben verslaafd aan aandacht.
Zo zou mijn introductie zijn, bij de Attentionolics Anonymous. Want het is duidelijk.
Ik heb graag aandacht. Ik praat te veel, ik ga met plezier op een podium staan zingen of toneelspelen, ik blog, en het levert me allemaal aandacht op.
En dan wil ik meer aandacht, dus zorg ik dat ik op andere manieren ook aandacht krijg.
Nou, dat is gelukt.
Het doel wat ik beoogde was prikkelen. Uitdagen. Discussie uitlokken. Dat mensen zich zouden afvragen wat me bezielde, en daarnaast stiekem gniffelden over mijn prachtige zinsneden. En aandacht. Dat natuurlijk vooral.
(Middenstuk wegens zelfcensuur weggelaten)
Het doel wat ik beoogde was prikkelen. Uitdagen. Discussie uitlokken. Dat mensen zich zouden afvragen wat me bezielde, en daarnaast stiekem gniffelden over mijn prachtige zinsneden. En aandacht. Dat natuurlijk vooral.
19 november 2011
Sint 2.0
Sinterklaas is dit jaar extra levendig. Hij was eigenlijk
altijd een tikje geïrriteerd en helemaal niet zo’n vrolijkerd. Beetje cynisch
soms zelfs. Maar het afgelopen jaar
heeft hij waarschijnlijk een zonnige
zomer gehad. “Dag hoor!” zegt hij alsmaar opgewekt. Dat heb ik ‘m voorheen
nooit horen zeggen. Zijn mijter stond nota bene olijk achterstevoren tijdens de
intocht in Dordrecht, hij loopt als een kievit en Amerigo lijkt ook een
verjongingskuur te hebben ondergaan....

Ook bij ons thuis is Sinterklaas dit jaar een beetje anders.
Veelbetekenende blikken en van die ‘quote-unquote’-vingertjes van onze zevenjarige
oudste dochter als ze het over “Sinterklaas” heeft, terwijl ze ondertussen
stiekem toch maar wel haar verlanglijstje in haar schoen stopt. Gewoon in onze
handen drukken is voor haar toch net een brug te ver. Haar zusje van bijna 5
heeft dit jaar eindelijk een beetje in de gaten wie Sinterklaas en Zwarte Piet
nou zijn, en zingt alle liedjes vrolijk mee. Met haar kunnen we vast tot ver in
haar tienerjaren genieten van het schoen zetten. Heerlijk hoe die twee zo op
elkaar lijken, en tegelijkertijd zulke uitersten zijn.


Ja, ik ben een Sintfan. Gek genoeg wil ik wel graag de regie
houden. Ik ben een controlfreak op Sintgebied. Een ondankbare, irritante
controlfreak in vele ogen, ongetwijfeld. Ik houd er niet van als de een of
andere HulpSinterklaas op andere plekken cadeautjes voor mijn kinderen
achterlaat, terwijl de Sint zelf nergens te bekennen is. Sinterklaas weet heus
wel waar wij wonen, stop het gewoon in dezelfde zak! Maar ja, als het bij ons thuis op 5 december uit de zak
komt, dan ziet de goedbedoelende HulpSinterklaas natuurlijk niet de blije
gezichtjes. Dat snap ik wel. Alleen wordt zo die hele decembermaand wel een
brij van cadeautjes, waarvan geen kind nog de waarde in ziet. Ze weten vaak
niet eens meer wat ze allemaal hebben gekregen.
En het gaat nog verder, ook rond kerst heb ik het liefst
alles onder controle. Een dagje voor kerst is de jongste jarig en de hele
familie komt dan op visite. Natuurlijk heeft iedereen dan ook een cadeautje
voor mijn meisje bij zich.
Vanzelf, ze is jarig!
Wat ik echter wel frustrerend vind, is dat sommige
familieleden het nodig vinden om ook voor onze oudste, en zelfs voor ons, cadeautjes
mee te nemen. “Voor onder de kerstboom”. Heel lief natuurlijk, maar dan moeten
we dus 1 dag na haar verjaardag, en 20 dagen na Sinterklaas (om van de
HulpSinterklaas-momenten maar niet te spreken) wéér cadeautjes uit gaan pakken.
Ik denk niet dat mijn jongste met haar verstandelijke beperking
überhaupt het verschil tussen al die dagen snapt. En dat vind ik jammer. Ik wil
gewoon dat zij haar verjaardag als HAAR verjaardag beleeft. En niet als een
tweede Sinterklaas of derde kerstdag. Dat niet alle dagen vol cadeautjes
zitten. Ik wil haar bijbrengen dat ze dan speciaal is. Dat het haar dag is. En
ik wil niet een dag later weer met zijn allen cadeautjes uit zitten te pakken.
Geen cadeautjes onder mijn kerstboom!
Waarom moet het toch per se met kerst? De kerstman is gewoon Sinterklaas met
een slappe hoed, en die is al langs geweest, het kindje Jezus kreeg zelf cadeautjes
maar verstopte ze niet onder een palmboom voor de os en de ezel, en het heidense
feest van het licht (wat ik als atheïst zelf maar verklaar te vieren, om de aanwezigheid
van een kerstboom in mijn huis te rechtvaardigen) heeft ook weinig met cadeautjes
uit te staan. Als het dan toch niks met kerstmis te maken heeft, dan kunnen die cadeautjes
toch net zo goed op een ander moment worden uitgedeeld? Zodat de met liefde
uitgezochte presentjes de aandacht krijgen die ze verdienen? Verzin je eigen
feestje! Een ‘het is lente’ partij! De zomervakantie begint! Kies een willekeurige dag in een saaie
maand. Wees creatief!
Maar ja, ik roep dat soort dingen al jaren en niemand luistert.
Misschien ben ik ook wel gewoon een ondankbaar kreng en moet ik het waarderen
dat men iets leuks koopt voor mijn kindjes en voor ons. Het is natuurlijk lief bedoeld en er
zit geen enkele kwade gedachte achter. Mijn man snapt niet waar ik mij druk om maak, en effect heeft
het ook al niet, dus wellicht moet ik het inderdaad gewoon loslaten. Niet meer zo
sceptisch en geïrriteerd, maar licht, losjes en vrolijk. Net als de Sint.
15 november 2011
Boetekleed
Het is helemaal niet leuk om te schrijven over iets waar je niet goed in bent.
Toch ga ik dat maar eens doen, want het schijnt dat mensen vinden dat ik niet bescheiden ben (collega 1) en ik kreeg vandaag als tip om maar eens te schrijven over waarom het toch steeds fout gaat als ik een tentamen moet surveilleren (collega 2). Overigens bedoelden beide collega's er niets vervelends mee (denk ik, maar het kan zijn dat ik een bord voor mijn hoofd heb van enorme proporties) en neem ik ze niets kwalijk. Sterker nog, dankbaarheid valt hen ten deel. Ze inspireren mij tenslotte tot een nieuwe blog.
Om het een met het ander in verband te brengen, om van nederigheid te getuigen en mijn onbescheiden houding te compenseren dan maar eens bekennen waar ik, naar blijkt, niet goed in ben.
Overigens schiet ik dan meteen weer in de fout, want desbetreffende collega legde mij uit dat zelfs vertellen waar je niet goed in bent onbescheiden kan zijn. Ik ben dan heel goed in het ergens niet goed in zijn en wederom onbescheiden. Ik kan het dus eigenlijk alleen goed maken met deze collega door mijn blog te sluiten. Maar dat is is mij schier onmogelijk. Wie het niet lezen wil, kan het gelukkig gewoon niet lezen. Dat scheelt.
Zelf was ik in de veronderstelling dat ik niet onbescheiden ben, aangezien ik mijn inziens niet rondbazuin hoe geweldig ik ben (ben ik ook niet). Als ik in een blog enigszins zelfverheerlijkend bezig ben, kun je er namelijk zeker van zijn dat ik mezelf in de nabije toekomst, nog binnen dezelfde blog, flink onderuit haal. Een verdedigingsmechanisme waar je als psycholoog vast een en ander uit zou kunnen afleiden, maar dat terzijde.
Dat ik wel graag aandacht heb, lijkt me evident. Ik ben een exhibitionist van het mentale en digitale soort. Ooit heb ik daar de term exhyvitionist voor bedacht, maar dat is met de teloorgang van Hyves (moet dat account toch eens opdoeken) een term die het woordenboek niet gaat halen. Enfin, ik heb net maar eens een in de online Van Dale gekeken (de gratis versie, ik ben en blijf een Hollander) en daar vond ik het volgende:
_be·schei·den bn, bw 1 zonder enige brutaliteit 2 voorzichtig 3 niet groot
Ik vrees dat ik mijn dierbare collega toch gelijk moet gaan geven. Ik schrijf met brutaliteit, en meer dan enige. Denk weliswaar na of ik bepaalde zaken echt wel kan publiceren, maar voorzichtig kun je me niet noemen (meestal ga ik na of mijn man en/of kinderen het vervelend zouden kunnen vinden, dan denk ik even of de rest van de familie erdoor geschaad wordt, en tot slot of het erg zou zijn als (potentiële) werkgevers het zouden lezen. Indien een van die overwegingen met 'ja' beantwoord wordt, sleep ik het desbetreffende blogje naar mijn virtuele prullenbak. Verder kan alles). En aangezien ik nogal wollig schrijf, slaat het 'niet groot' ook niet direct op mijn langdradige schrijfsels.
Maar wat is er nu met die Miep en tentamens? Hoor ik mijn schamele lezerschare denken. Nuja, toen ik ze zelf nog moest maken was ik altijd braaf op tijd. Veel te vroeg zelfs meestal. Ik haalde ze ook doorgaans, op een enkele na. (Ik heb ooit eens de helft van een tentamen vergeten in te leveren en heb het per ongeluk in mijn tas gestopt. Dat moest ik natuurlijk opnieuw maken).
Echter, nu zijn tentamens en ik geen vrienden. Vorig jaar, probeerde ik op tijd bij een tussentoets aan te komen door een file te ontwijken die was ontstaan door ongeluk, en speelde het klaar om terecht te komen op een heus eiland en daar een aantal rondjes te rijden voor ik door kreeg dat ik zo echt niet in Leiden kwam. Ook vorig jaar, kwam ik te laat bij een tentamen waar ik moest surveilleren (ongetwijfeld ook iets met files of vertraging ). Dit jaar miste ik eindpresentaties vanwege een wijziging in het rooster die ik niet had meegekregen.
Een vergelijkbaar probleem maar dan groter, had ik vandaag. Ik was vreselijk vroeg vertrokken, had de tentamens netjes op tijd ingeleverd, had een filmpje op DVD, zaal met beamers en geluid en ondersteuning geregeld van de servicedesk. Ik zag zelfs nog dat in de zaal een aantal tafeltjes zo stonden dat de studenten het scherm niet konden zien, en heb dat geregeld. Trots was ik op mezelf.
Maar wat ik even over het hoofd had gezien, was dat er niet één tentamenzaal was, maar wel drie. Daar kwam ik ongeveer 5 minuten voor de start van het tentamen achter. Ik heb helaas niet de tijdverdrijver van Hermelien Griffel, dus werd het rennen, filmpjes ophalen, op drie lokaties opstarten, dealen met computers die niet wilden, studenten instrueren, rust bewaren, surveillanten instrueren, overal langslopen of het goed gaat, nog eens overal langslopen om film tweede keer te starten, weer overal langslopen om dvd weer op te halen, collega bedanken die me uit de brand had geholpen, en dan uitgeput neerploffen. Om 9:30 had ik al een hele werkdag achter de rug. En allemaal door mijn eigen stomme schuld.
Ik zie dingen over het hoofd. Ik ben niet zo goed in details. De gevolgen waren natuurlijk geen detail, maar het feit dat er ergens 3 zalen in een rooster staan (niet in het mijne, maar wel in het modulerooster ongetwijfeld) in plaats van eentje, is wel een detail dat ik over het hoofd zag. Waarom heb ik niet bedacht dat er in die ene zaal nooit 260 studenten passen? Waarom heb ik niet bedacht dat die twee andere collega's vast niet voor niets stonden ingeroosterd?
Stom en bijzonder irritant. Liever tien fouten van een ander, dan een van mijzelf.
Nee, niks aan. Ergens niet goed in zijn. Veel leuker is om aan de slag te gaan met zaken waar je wél goed in bent. Positieve psychologie. Daarover hebben we het dan een andere keer wel weer.
13 november 2011
Coca-Cola Light Break!
’s Avonds, als ik mij uitkleed om naar bed te gaan, wil ik tussendoor nog wel eens een woordje leggen.
En ik denk toch niet dat mijn Wordfeud capaciteiten dan minder zijn dan wanneer
ik in mijn vrij standaard herfstkloffie van spijkerbroek, shirt met v-hals en
vest rondloop. Toch zijn wij
geneigd naaktheid met verminderde intellectuele capaciteiten te associëren,
aldus (ondermeer) een onlangs gepubliceerd artikel van Gray, Knobe, Sheskin
en Bloom (2011).
Soms, heel soms, bekruipt mij een vaag gevoel van spijt dat
ik het wetenschappelijk onderzoek heb verlaten. Dat is dan vooral als ik een
leuk onderzoek onder ogen krijg. Het onderzoek van Gray e.a. bijvoorbeeld. Het
had wat mij betreft nog veel leuker kunnen zijn. Ik krijg daar fijne visioenen
bij, van sixpackjes en coca-cola light breaks en van wiebelende
glazenwasserhangkarretjes langs hoge wolkenkrabbers.
De werkelijkheid is anders, maar toch best een tot de
verbeelding sprekend onderzoek. Zes studies hebben ze uitgevoerd, variërend in
omvang en opzet. Een enkele is flink groot, een andere acceptabel, en een aantal studies zijn uitgevoerd
onder een gering aantal studenten. Daar valt dus wel een en ander op af te
dingen qua representativiteit, maar vooruit, laten we niet flauw doen. Ze
onderzochten in deze studies onder meer of het zichtbaar zijn van ontblote
lichaamsdelen van een persoon, van invloed is op de beoordeling van de mentale capaciteiten
van deze persoon.
In een van die studies werden in twee condities foto’s van
dezelfde personen getoond in dezelfde houding. Het enige verschil was dat in de
ene conditie de personen op de foto’s gekleed gingen en in de andere conditie
deze zelfde mensen poedeltje naakt op de gevoelige plaat gezet waren. Saillant
detail is dat de desbetreffende foto’s afkomstig waren uit een boek waarin
pornosterren worden geportretteerd (Greenfield-Sanders, 2005). Voor eventueel
geïnteresseerden (puur uit wetenschappelijke belangstelling natuurlijk); bol.com heeft alleen nog
een tweedehands exemplaar in de aanbieding. Overigens (het blijft een
Amerikaans onderzoek) werden voor het onderzoek de erotische zones een beetje
vervaagd.
De idee achter het onderzoek is dat naarmate je meer lichaam
toont, je anderen ook bewust maakt van je lichamelijkheid. In de literatuur werd
dat tot nu toe eigenlijk alleen gebruikt om te verklaren hoe mannen vrouwen
(soms) tot object kunnen reduceren. Seksobject, zo je wilt. In het meest extreme geval verdwijnen psychologische trekken en mentale eigenschappen naar de
achtergrond en ziet de man niets meer dan een lichaam (vb Nussbaum, 1995).
Het gepreoccupeerd zijn met iemands lichaam en de invloed
daarvan op de beoordeling, hoeft overigens niet per se seksueel getint te zijn en
over naakt te gaan. Een ander recent onderzoek (Madera en Hebl, 2011) laat
bijvoorbeeld zien dat mensen met een duidelijk litteken of moedervlek op het
gezicht, als minder kundig beoordeeld werden na afloop van een
sollicitatiegesprek. Dat kwam doordat de proefpersonen gedurende het gesprek
vooral naar de moedervlek of het litteken keken en daardoor informatie
misten.
Gray en consorten, redeneren echter dat mensen in de
beoordeling niet zozeer mentale eigenschappen negeren of over het hoofd zien, maar dat er een verschil
is in het soort mentale eigenschappen dat men toekent aan iemand met, versus
iemand zonder kleren. De proefpersonen bepaalden van mensen op de foto in
hoeverre deze mensen in staat waren tot zelfsturing (zelfcontrole, moreel
handelen en plannen) en het beleven van sensaties (genot, honger en begeerte).
Het bleek dat wanneer proefpersonen naar foto’s keken van blote
mensen, ze deze mensen relatief weinig in staat achtten tot zelfsturing en meer
tot het beleven van sensaties. Wanneer dezelfde mensen echter gekleed waren, werd
hen veel zelfsturing en weinig sensatiebeleving toegekend.
Als een confrontatie met de lichamelijkheid van een persoon,
leidt tot het lager beoordelen van de mate van zelfsturing, worden deze personen misschien ook wel
minder verantwoordelijk gehouden voor hun daden. Omgekeerd, zouden we dan
mensen die we niet zo lichamelijk
bekijken en een hogere zelfsturing toekennen, meer verantwoordelijk houden voor
hun eigen daden.
Dit bleek ook uit een volgend onderzoek. De onderzoekers
beschreven twee mannen. De ene man (Michael) werd omschreven aan de hand van
lichamelijke kenmerken. Zo werd z’n bloedgroep vermeld, en zijn gemiddelde
aantal hartslagen per minuut. De andere man (Jeffrey) werd omschreven aan de
hand van mentale eigenschappen. Van hem werd bijvoorbeeld gezegd dat als hij in
de auto ergens naar toe moet waar hij de weg niet kent, hij in zijn hoofd een
mentale kaart maakt.
Vervolgens werd een van twee mogelijke scenario’s aan de
proefpersonen voorgelegd. In het eerste scenario liepen de mannen beide zonder
te betalen een restaurant uit, en
werd gevraagd wie van de twee hieraan de meeste schuld zou hebben, in het
tweede scenario, werden ze overvallen door een straatrover en werd gevraagd wie
van de twee het meeste geschaad zou worden. Het bleek dat Jeffrey, die vooral
mentaal werd omschreven, het meest verantwoordelijk gehouden werd voor het
onbetaald het restaurant uitlopen, en dat Michael, die vooral in lichamelijke
termen werd beschreven, volgens de proefpersonen de meeste kans maakte om meer gevolgen
te ondervinden van de overval.
Als we dus geconfronteerd worden met iemand zijn
lichamelijkheid, zien we deze persoon als kwetsbaarder en minder
verantwoordelijk voor het eigen gedrag, dan als we geconfronteerd worden met
mentale beschrijvingen van deze persoon.
Maar zijn we dan ook geneigd om die mensen die we als
minder verantwoordelijk en meer kwetsbaar zien meer te helpen? Dat wilden Gray
e.a. ook weten. Er werd een experiment a la Milgram (1963) opgezet, waarbij
proefpersonen schokken moesten geven aan een persoon in een nabijgelegen kamer.
De instructie was een beetje anders dan bij Milgram. De bedoeling was juist dat
de proefpersonen de ander zouden beschermen en niet meer schokken zouden
toedienen dan dat ze dachten dat de ander kon verdragen. Naast het apparaat
waarmee de schokken werden uitgedeeld, werd een foto geplaatst van het
‘slachtoffer’. In de ene conditie met ontbloot bovenlijf (inclusief elektroden
voor de toe te dienen shocks, om het ontblote bovenlijf te verantwoorden) in de
andere conditie met kleding aan (waarbij de elektroden onder de kleding zaten).
Het bleek dat proefpersonen minder schokken gaven aan mannen met ontbloot bovenlijf,
dan aan mannen met shirt aan. Blijkbaar wilden ze deze arme, in hun ogen
kwetsbare mannen helpen door hen minder bloot te stellen aan nare schokken.
Het meest opvallende van deze onderzoeken, is misschien
wel dat het niet alleen over vrouwen gaat, maar dat juist ook (half)naakte
mannen als kwetsbaarder en minder ‘in control’ werden beoordeeld. En dat het dus ook voor mannen
implicaties kan hebben als ze de nadruk leggen op hun lichaam.
Terugdenkend aan de coca-cola light break reclame, wisten
we natuurlijk al lang dat mannen ook ‘geobjectificeerd’ kunnen worden. Een man
die aan een onduidelijke klus werkt, in elk geval iets met zware machines en
een bouwhelm, trekt zijn shirt uit.
Een aantal dames gluren vanachter het raam van hun kantoor, genieten van zijn sixpack en hij van zijn cola. Deze man is niet
meer dan zijn lichaam.
Je kunt echter rustig stellen dat in de meeste professionele
settings het niet echt handig is als iemand twijfelt aan je intellectuele
capaciteiten en het goed is als je in staat wordt geacht verantwoordelijkheid
voor je werk te dragen. Niet teveel aandacht op je lichaam vestigen dus. Voor
de dames geldt geen al te korte rokjes en geen (note to self) diepe decolletés.
Voor mannen geen korte broeken, korte hemdsmouwen en al helemaal geen
openstaande knoopjes op het overhemd waar het borsthaar uit komt friemelen. En, als je serieus genomen wil worden als intellectueel,
ook maar je al te afgetrainde lichaam verhullen onder een overhemdje.
Duidelijk moge zijn, dat je door je kleding aan te passen
vooral bezig bent met imagebuilding en het niets zegt over je daadwerkelijke
capaciteiten. Dat potje Wordfeud, moet je gewoon winnen door je dure letters op
mooie plekken te leggen.
Gray, K., Knobe, J., Sheskin, M., Bloom, P.
(2011). More than a body: Mind perception and the nature of objectification. Journal of Personality and Social
Psychology. vol 101, 7, 1-14.
Greenfield-Sanders, T. (2005).
XXX: 30 porn-star portraits. New York,
NY: Bulfinch.
Madera, Juan M., Hebl, Michelle R. (2011). Discrimination
against facially stigmatized applicants in interviews: An eye-tracking and face-to-face
investigation. Journal of Applied
Psychology, Oct 17, 2011, No Pagination Specified
Milgram. S (1963)
Behavioural Study of Obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology, 67,
371-78.
Nussbaum, Martha, 1995, “Objectification”, Philosophy
and Public Affairs, 24(4): 249–291.
01 november 2011
Nog eens stapel.
![]() |
Stapels vragenlijsten (pun intended) verdwenen achterin zijn auto, en belandden ongetwijfeld direct bij het oud papier. Terug kwamen bestandjes met gegevens. Waar zijn de vragenlijsten gebleven? Ach joh, we gaan toch niet alles bewaren.
Ik snap echt niet hoe dat kan. Ik begrijp best dat er sprake was van een autoriteit, dat je niet zomaar je promotor afvalt en al helemaal niet als hij goede vriendjes is met de rector magnificus, en ik wil ook best erop vertrouwen dat de promovendi goede dingen hebben gedaan, mooie artikelen hebben geschreven, van niets wisten en zou het vreselijk vinden als zij hun titel zouden kwijtraken, dus prima dat dat gelukkig niet speelt, maar ik snap ECHT niet hoe dat kan.
Hoe kan je nu promoveren, als je niet eens aan het hoofd van je eigen data verzameling hebt gestaan? Als je niet eens je eigen contacten hebt gelegd, moeite hebt gedaan proefpersonen te krijgen, niet eens je eigen databestanden hebt gemaakt, je eigen missende waarden in je vragenlijst hebt ontdekt? Hoe kan dat? Ik begrijp best dat dit niet het meest hoogstaande onderdeel van je onderzoek is, maar wel het meest tijdrovende. En misschien ook wel het lastigste en meest frustrerende. Het hoort erbij, je MOET dat zelf doen. Het is leerzaam; niet alles gaat vanzelf, je denkt na over hoe je brieven moet schrijven, wanneer je moet nabellen, welke beloning je er tegenover moet stellen. Buffelen. Je leert wat werkt, en wat niet.
Ik zelf, en de mensen die ik ken, hebben erg hard gewerkt hebben om data te verzamelen. School na school afgelopen, kind na kind geobserveerd, voorgemeten, getraind en nagemeten.
En natuurlijk bewaar je je ruwe data. Al is het alleen maar, omdat je er wellicht nog eens op een andere manier naar wil kijken, maar toch sowieso om te kunnen controleren. Kasten vol videobanden en ingevulde vragenlijsten. Dat dat tegenwoordig digitaal kan, prima. Scheelt een hoop fysieke ruimte. Maar je bewaart het. Echt waar.
Het goede van deze affaire, is dat de controle op onderzoek meer wordt verscherpt. Er is onderzocht wat Stapel allemaal heeft verzonnen, collega's van hem worden doorgelicht, en er komen ongetwijfeld nieuwe richtlijnen: Data verplicht bewaren en beschikbaar stellen, meer onderlinge controles. Minder ivoren torentjes en eenzaamheid, meer teamwork en onderlinge feedback.
Maar ondertussen staat een hele wetenschappelijke tak wel ter discussie, en weten studenten niet meer wat ze moeten geloven. Of de studie die ze volgen nog wel ergens op is gebaseerd, of pure fictie is.
Ik kan niet garanderen dat er nooit meer iemand liegt. Niet in de wetenschappelijke, psychologische wereld, of in welke wereld dan ook. Er zullen altijd mensen zijn die fraude plegen, of dat proberen. Maar dat de controle hierop scherper zal worden, en de psychologische wetenschap in Nederland en daarbuiten, daarmee uiteindelijk zal profiteren van de maatregelen die genomen worden ten gevolge van deze blamage is mijn hoop, wens en overtuiging. En dat, heb ik mijn student dan ook verteld.
Image: nuttakit / FreeDigitalPhotos.net
Abonneren op:
Posts (Atom)